Vlaardingse Verhalen schrijver Edwin van der Ham was zeer opgetogen toen hij 5 verschillende ansichtkaarten in handen kreeg van één en dezelfde Vlaardingse logger.
De kaarten waren uit 4 verschillende kustplaatsen: Scheveningen, IJmuiden, Zandvoort en Katwijk aan Zee. Ook had hij een kaart van de IJM207 Lisa. Hiermee ging Edwin aan de slag en kwam tot het volgende verhaal :
Van het geluk van de VL173 Vooruit, naar het ongeluk van de IJM207 Lisa
De logger op de ansichtkaarten blijkt de stalen beugsloep VL173 Vooruit te zijn, één van de stalen beugsloepen van de NV Doggermaatschappij A. Hoogendijk Jzn, gebouwd in 1895 bij Bonn & Mees Rotterdam.
Ansichtkaart uit Scheveningen
De Doggermaatschappij A. Hoogendijk Jzn was opgericht in 1891 en stelde zich tot doel de beugvisserii, die toen kwijnende was, nieuw leven in te blazen door het bouwen van een nieuw schip, namelijk een stalen beugsloep. Natuurlijk was de beugsloep niet nieuw, maar wél het feit dat zij nu van staal gebouwd werd en ook grotere afmetingen kreeg dan tot dusver.
Door het in dienst stellen van stalen beugsloepen, kon de zomer- en wintervisserij prima uitgeoefend worden. Dit tot voordeel van de bemanning en rederij. De bemanning was verzekerd van werk gedurende het gehele jaar, terwijl de rederij geen schepen voor de kant had liggen. In die tijd was het gebruikelijk in de haringvisserij, dat er soms wel 5 maanden van het jaar loggers aan de kade lagen!
VL173 Vooruit aan de kade
De maatschappij liet meerdere schepen bouwen, waarbij alle namen begonnen met “Voor”.
Het ging de maatschappij immers “voor” de wind in die tijd en ze waren ook nog eens “voor” uitstrevend : VL146 Voorloper, VL147 Voorwaarts, VL156 Voorlichter, VL161 Voorbode, VL173 Vooruit en VL174 Vooraan.
Reder A. Hoogendijk Jzn had de laatste jaren veel geld verdiend en koos voor de moderne beugsloepen, ook met het oog op het feit, dat de Koningin Wilhelminahaven gegraven zou worden in 1895/96 en zijn rederijpanden (1897) zouden ook aan deze haven worden gebouwd. Pas jaren later zou het overbekende pakhuis van de Doggermaatschappij aan de zelfde haven - een fors vierlaags pand met twee hijstraveeën – worden gebouwd in 1916-1917, nadat zijn voorganger uit 1897 was afgebrand.
Alles was “voor”zien.
Ansichtkaart uit Zandvoort
Door het succes van de stalen beugsloepen, ontwikkelde Hoogendijk het idee om door toepassing van stoom als drijfkracht een nog beter toekomst voor de Doggermaatschappij te creëren. Hiervoor werd een nieuw soort schip ontworpen die nog meer opbrengst kreeg, ook bij ruw weer en moeilijke zee. De eerste echte stoomlogger was geboren, namelijk de VL190 Koningin Wilhelmina uit 1896.
Het was een overweldigend succes: de nieuwe stoomlogger bracht duidelijk meer haring aan wal dan de beugsloepen. Dat was geen wonder, want het schip was niet meer van de wind afhankelijk om de visgronden te bereiken. Daarnaast viste het met 150 in plaats van 75 netten.
Ansichtkaart uit IJmuiden
De komende jaren kwamen er meer stoomloggers bij de Doggermatschappij. Tussen 1901 en 1903 bestelden ze er 7 stuks, “fietsen” genoemd in Vlaardingen. Daarop besloot de Doggermaatschappij wat schepen van de hand te doen en zich meer te concentreren op de stoomloggers. Eerder hadden ze de VL146 verkocht aan W. Tom in Katwijk in 1901 (en werd de KW104); de VL161 in 1907 aan de Nederlandsche Zeevisscherij (en werd de VL161 Raphael) ; de VL147 volgde later in 1915 aan de Reederij Nijverheid (Brouwer & Co) en werd de VL159 Nijverheid. VL156 was al eerder verkocht, maar wel voor de sloop, na enorme beschadiging in heftige storm in 1894.
Ansichtkaart uit Katwijk aan Zee
VL173 Vooruit wordt IJM207 Lisa
De VL173 die zoveel model had gestaan, werd op 13 maart 1913 verkocht aan Visscherij Maatschappij Lisa in IJmuiden en werd de IJM207 Lisa.
IJM207 Lisa
Het ongeluk van de IJM207 Lisa
Op 12 augustus 1918 vertrok de IJM207 Lisa uit IJmuiden met 6 bemanningsleden, waarvan 4 mannen uit Egmond aan Zee: o.a. schipper Jacob Stam (43 jaar) en matroos Willem Zwart (35 jaar). In het boek "Het kleine dorp en de grote zee", vertelt broer Engel Zwart, dat hij door schipper Stam gevraagd werd om mee te varen. Omdat broer Willem heel het jaar nog niets verdiend had, vroeg Engel aan de schipper of hij in zijn plaats mee mocht gaan. Dat vond schipper Stam goed, niet wetende dat het schip nooit meer terug zou keren. Engel Zwart heeft dit verder heel zijn leven zichtzelf verweten.
In het boek "Egmonders en de visserij in woord en beeld", schrijft auteur Harry Harms, een stukje over Willem Zwart:
"Op 14 mei 1913 kocht de Visscherij Maatschappij Lisa te IJmuiden een beugsloep (gebouwd 1895) v/h VL173 Vooruit, en registreerde deze als IJM207 Lisa. De beugsloepzeillogger IJM207 Lisa is tijdens de trawlvisserij in augustus 1918 met zes man, waaronder dus Willem Zwart, op zee gebleven."
Mogelijk is de IJM207 Lisa op een zeemijn gevaren. Willem Zwart werd slechts 35 jaar oud. Naast Willem Zwart kwamen bij het vergaan van de IJM207 Lisa nog drie Egmonders om het leven.
Vissersmonument
De namen van de vier mannen staan vermeld aan de westzijde van het Vissersmonument in Egmond. Het vissersmonument uit 1922 staat op een stille plek bij de ingang van Egmond aan Zee.
Twee bescheiden duintrappen leiden er naar toe. Op het monument zien we de namen van 95 vissers, drie vrouwen in de rouw, de afbeelding van een logger en een trawler en de eenvoudige tekst: “het zwaar geteisterde Egmond – aan zijne zonen – in vreedzamen arbeid ter zee gebleven ten gevolge van den oorlog van 1914”. U ziet hier ook welke namen bij de oorspronkelijke “Derpers” veel voorkomen zoals Visser, Wijker, Buis, Blok, Zwart, Groen, Glas, Krab, Conijn, Konijn, de Groot en Prins.
Vissersmonument
In het tijdschrift Geestgronden onder het verhaal “Een verloren gewaande familiegeschiedenis”, schrijft Rob Leijen over Willem Zwart. Willem Zwart (geb. 2 februari 1883) was getrouwd in 1910 met Wilhelmina de Groot (geb. 23 augustus 1884) en samen kregen ze 1 dochter: Maria (Marie) en dat was op 18 januari 1916. In het bevolkingsregister staat Wilhelmina de groot als “hoofd van het gezin” aangemerkt.
Met vermissingsgevallen was het gebruikelijk dat enkele jaren na dato, vaak gebaseerd op een rechterlijke uitspraak, het slachtoffer officieel overleden werd verklaard. Tot overmaat van ramp overleed moeder Wilhelmina op 28 maart 1929 in het ziekenhuis van Alkmaar. Daarop verhuisde de 13 jarige Marie naar het Oud-Katholieke Weeshuis in Utrecht!
Na enkele jaren verblijf in het weeshuis woonde ze nog enkele jaren bij haar tante in IJmuiden. Ze trouwde met een heer Van Kesteren en met hem, kreeg ze 3 kinderen: 2 meisjes en 1 jongen. De jongste dochter werd geboren in de oorlog, terwijl vader Van Kesteren ondergedoken zat. Jammerlijk verdronk ditzelfde meisje toen ze 3 jaar was.
Na de oorlog vocht de heer Van Kesteren in het Nederlands VN-Detachement in Korea en zodoende zorgde Maria langere tijd alleen voor haar twee overgebleven kinderen. Maria Zwart overleed op 13 augustus, oud 86 jaar, in een Amsterdams ziekenhuis. Zij leefde dus aanmerkelijk langer dan haar ouders.
De ansichtkaarten van de VL173 krijgen toch ineens een zwart randje, maar toch hoop Edwin nog een kaart tegen te komen uit haar bloeiperiode in Vlaardingen, die te snel “voor”bij ging.
Ansichtkaart uit Scheveningen
Over Vlaardingse Verhalen schrijver Edwin van der Ham
De ansichtkaarten met de Vlaardingse logger VL173 Vooruit is door dit uitgebreide verhaal van Edwin van der Ham ineens een werkelijk verhaal geworden!
Edwin schrijft iedere maand stukjes voor het verenigingsblad van de lokale Filatelie vereniging, waar hij ook lid van is. Hij is uiteraard een fervent postzegelliefhebber en -verzamelaar.
Daarnaast heeft hij een enorme verzameling van oude Vlaardingse ansichtkaarten. Hieruit put hij door verder diepgaand onderzoek uit allerlei oude archieven zijn informatie, tot het maken van verhalen als deze.
Hij geeft oude ansichtkaarten een werkelijk verhaal.
3761 keer bekeken • Laatst gewijzigd op 4 januari 2019, 21:35